10 feb 2023

Investeren in sportbedrijven noodzakelijk voor gezonde volgende generatie

Om meer Nederlanders aan het bewegen te krijgen, is het noodzakelijk te investeren in lokale sportbedrijven. Als gemeenten dat weloverwogen en zorgvuldig doen, kunnen de sportbedrijven hun opdracht met succes uitvoeren. BMC helpt hen, met behulp van een denkkader, om de juiste afwegingen te maken.

Eind vorig jaar schreven we dat het roer om moet in Nederland, als we de ambitieuze doelstelling van het kabinet willen waarmaken. In 2040 moet minimaal 75% van de volwassenen voldoende bewegen en daarom moeten we vanaf nu alle beschikbare instrumenten inzetten.

Dat begint bij het versterken van de basis. Als we de sportsector professionaliseren, zorgen voor een sterker kader bij sportverenigingen en de kansen van anders georganiseerde sport benutten, dan kan sport een belangrijke(re) rol spelen in het oplossen van grote maatschappelijke opgaven. Niet alleen op gebied van zorg en gezondheid, maar ook bij het versterken van de sociale basis in wijken en dorpen.

Lokale en regionale sportbedrijven spelen een cruciale rol in de nieuwe koers die we moeten varen. Gemeenten kunnen meer Nederlanders aanzetten tot sporten en bewegen als ze gericht investeren in sportbedrijven. In dit artikel delen we onze visie op hoe ze dat weloverwogen en zorgvuldig kunnen aanpakken. 

Wat doet een sportbedrijf?

De sportbedrijven waarover we in dit artikel spreken, zijn lokale en/of regionale uitvoeringsorganisaties die ervoor zorgen dat burgers kunnen sporten en bewegen. Uit een analyse van BMC blijkt dat een groot deel van de gemeenten werkt met zo’n uitvoeringsorganisatie. De sportbedrijven (soms ook sportserviceorganisaties genoemd) houden zich enerzijds bezig met het effectief en efficiënt beheren van (gemeentelijke) sportaccommodaties. Anderzijds maakt sport- en beweegstimulering vaak onderdeel uit van de opdracht die het sportbedrijf van de gemeente heeft gekregen. Meestal geven buurtsportcoaches daar in de praktijk invulling aan. De kerntaken voeren sportbedrijven vaak samen met een lokaal netwerk van uitvoeringsorganisaties uit, waaronder welzijnsorganisaties, het onderwijs en het verenigingsleven.

Door hun lokale inbedding vormen de sportbedrijven een cruciale schakel in het realiseren van lokaal en nationaal beleid. Ze weten wat er in de wijken en dorpen speelt en kennen de mensen die er wonen en de organisaties die er actief zijn. Sportbedrijven kunnen daarom veranderingen op wijkniveau in gang zetten. Vanuit een praktijkgerichte opgave, met specifieke expertise én ondernemerschap, kunnen ze lokaal onderwijs, welzijn, zorg, wijkinitiatieven en sport vraaggericht met elkaar verbinden. En daarmee juist die doelgroepen bereiken die afstand hebben tot sport en bewegen

Veranderende rol sportbedrijven

Sportbedrijven zijn er al lang niet meer alleen om sporten en bewegen mogelijk te maken. De sportbedrijven zijn direct en indirect ook bezig met programma’s voor ziektepreventie, welzijn en gezondheidsbevordering. Het gevolg is dat sportbedrijven steeds bredere opdrachten krijgen. Sommige gemeenten maken bijvoorbeeld ook prestatieafspraken over programma’s die een preventief karakter hebben. Sportbedrijven geven hiermee invulling aan de rol om samen te werken met zorgorganisaties bij programma’s die aanzetten tot meer bewegen, zoals de Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) of Bewegen op recept. Op deze manier ontstaan er natuurlijke kruisbestuivingen in het sociale werkveld, die binnen het gemeentehuis traditioneel lastig te maken zijn.

Tot bloei laten komen

Deze kruisbestuivingen moeten we omarmen en tot bloei laten komen. De nieuwe samenwerkingsvormen en bredere opdrachten voor sportbedrijven bieden kansen om meer Nederlanders te laten bewegen. Sportbedrijven zouden dan ook meer speelruimte moeten krijgen om aan netwerkontwikkeling buiten het veld van sport en bewegen te doen. De maatschappelijk betrokken sportbedrijven kunnen dan samen met lokale partners in cultuur, zorg, welzijn en onderwijs tot nieuwe inzichten en integrale aanpakken komen. 

Een sterke relatie tussen gemeente en sportbedrijf kan bijdragen aan beter gemeentebeleid. De praktijkervaringen van het sportbedrijf met alle signalen uit het werkveld zijn waardevolle input voor het ontwikkelen van dit beleid. Als beide partijen de gezamenlijke opgave erkennen, kan de gemeente daar beleid op ontwikkelen dat politiek en maatschappelijk draagvlak heeft en bovendien in de praktijk uitvoerbaar is. 

Sportbedrijven weten wat er in wijken en in dorpskernen speelt en kennen het lokale netwerk op het gebied van sport, bewegen en gezondheid. Met het ‘Gezond en Actief Leven Akkoord’ en het ‘Integraal Zorg Akkoord’ in de hand zijn ze de perfecte aanjagers om maatschappelijke initiatieven rondom sport en bewegen, preventie en gezondheid tot stand te brengen. De samengevoegde SPUK-regeling, waarin meerdere oude regelingen zijn gebundeld, geeft gemeenten extra mogelijkheden om integraal te sturen in het preventiebeleid. Omdat ze er doelgerichter mee kunnen investeren in sportbedrijven. Daarvoor is het belangrijk dat gemeenten weten welke factoren bepalen dat een sportbedrijf succesvol kan opereren.

Wat maakt sportbedrijven succesvol?

Als het gaat om sportbedrijven kampen veel gemeenten in Nederland met vergelijkbare vragen. Moeten wij een sportbedrijf oprichten, en zo ja, in welke vorm? Hoe komen we vervolgens effectief van beleid naar uitvoering? Kunnen we met een sportbedrijf ook de verbinding van sport en bewegen naar welzijn en zorg organiseren? Mag het sportbedrijf ook commerciële kansen benutten? Al deze vragen zijn legitiem en de antwoorden erop – of beter: de onderbouwing ervan – bepaalt in hoeverre de sportbedrijven de hun gestelde opdrachten succesvol ten uitvoering kunnen brengen. 

Bij BMC hanteren we voor opdrachten in dit speelveld het denkkader KOOS (Kader voor Organisatie Ontwikkeling Sportbedrijven). Het kader, dat zich steeds doorontwikkelt, geeft in de basis aan dat het succes van een sportbedrijf begint met inhoud, ofwel een passende inhoudelijke opdracht met een heldere ambitie, maar ook doordachte kaders en uitgangspunten. Ten tweede moet een sportbedrijf goed gepositioneerd zijn binnen het lokale maatschappelijke speelveld. Het moet optimaal kunnen participeren binnen een divers netwerk. Ten slotte moet de organisatie van het sportbedrijf op orde zijn. Deze drie aspecten staan met elkaar in verhouding, het ene kan niet zonder het andere. 

Tool voor gemeenten 

KOOS helpt in gesprekken met gemeenten – idealiter in nauwe afstemming met sportbedrijven – om tot weloverwogen afwegingen, keuzes en een goede onderbouwing van de antwoorden op vraagstukken te komen. Zo voorkomen we dat gemeenten in Nederland het wiel opnieuw moeten uitvinden.

Gesprekken met betrokken personen en organisaties aan de hand van het kader maken snel inzichtelijk hoe gemeenten kunnen zorgen voor een optimale balans tussen de drie aspecten. Elk aspect bestaat namelijk uit onderdelen waarop ze kunnen sturen. Het zorgt voor duidelijkheid in de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en helpt bij het bewust en concreet formuleren van de opdracht, inclusief wensen, verwachtingen en benodigde randvoorwaarden. Ook borgt KOOS de samenwerking met andere domeinen en organisaties.

In onze praktijk zien we vraagstukken terugkeren, die met een goede balans tussen inhoud, netwerk en organisatie voorkomen en/of opgelost kunnen worden. Bijvoorbeeld op het gebied van ondernemerschap van sportbedrijven. Gemeenten plaatsen sportbedrijven vaak, ten behoeve van de uitvoering, op afstand van de beleidsontwikkeling. In hoeverre kan en mag het sportbedrijf dan daadwerkelijk ondernemen, met eigen strategie en ruimte om te ontwikkelen en vernieuwen? Hoe rijmt dit met de behoefte van de gemeente als opdrachtgever om een eigen maatschappelijke uitvoeringspartner op het gebied van sport en bewegen te hebben? De twee sluiten elkaar niet uit, maar een vereiste is dat inhoud en organisatie op elkaar zijn afgestemd. Een goede analyse langs de drie aspecten van het kader helpt gemeenten in dit vraagstuk goede afwegingen te maken. 

Veel sportbedrijven verbreden in hun rol, taken en activiteiten. Ze moeten enerzijds sport en bewegen en anderzijds welzijn en zorg steeds meer met elkaar verbinden. Daardoor kan er spanning in het netwerk ontstaan. Bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Of omdat partners in elkaars vaarwater geraken en concurrentie ervaren. De vraag is dan hoe gemeenten ervoor kunnen zorgen dat de betrokken organisaties de urgentie van de opgave delen en hun krachten willen bundelen.

Investeer in het lokale netwerk

We moeten op lokaal niveau de organisatie van sporten en bewegen versterken. Want met een divers en dynamisch netwerk kunnen we complexe maatschappelijke vraagstukken oppakken. Het investeren in krachtige sportbedrijven is een belangrijke eerste stap. Daarbij helpt het denkkader gemeenten om onderbouwde afwegingen te maken en sportbedrijven heldere en weloverwogen opdrachten mee te geven. Zo kunnen gemeenten doelgericht investeren in de regionale infrastructuur en de mogelijkheden van uitvoeringsorganisaties zoals lokale sportbedrijven vergroten. Als we investeren op lokaal niveau, halen we de door het kabinet gestelde doelen daadwerkelijk binnen: veel meer sportende en bewegende Nederlanders, voor een gezonde generatie in het jaar 2040. Daar plukt de hele samenleving de vruchten van!

BMC investeert samen met een groep sportbedrijven en sportuitvoeringsorganisaties in een kennis- en leernetwerk. We organiseren bijeenkomsten waarin ontmoeting, kennis en ervaringen delen en ontwikkeling centraal staan. Eind maart/begin april staat de volgende bijeenkomst op de planning. Werkt u bij een sportbedrijf of sportuitvoeringsorganisatie en wilt u hierover meer weten? Of bent u als wethouder of beleidsadviseur geïnteresseerd? Neem dan contact op met Jurrie Groenendijk of Cindy Oosterga.

Jurrie Groenendijk senior adviseur 06 - 10 01 14 44
Cindy Oosterga senior adviseur 06 - 12 05 47 85
BLOG SOCIAAL-DOMEIN VERSTERKEN-SOCIALE-BASIS SPORT-EN-BEWEGEN

Gerelateerde artikelen