30 sep 2025
Perfect Storm - De uitvoeringskracht van de Nederlandse Sport- en beweegsector onder druk
In een eerder artikel namen wij u mee in onze visie op sport en bewegen in Nederland; we daagden u uit om Nederland met ons in beweging te brengen, letterlijk en figuurlijk. Om deze beweging op gang te brengen, zijn een aantal elementen van belang. Zo beschreven we eerder al het belang van investeren in sterke sportbedrijven en deden we onderzoek naar de rol die provincies hierbij spelen.
In dit artikel gaan we nader in op de uitvoeringskracht van en in de sport. Wij constateren dat deze onder druk staat en bij een status quo niet kan voldoen aan de maatschappelijke opgaven die op het sport- en beweegveld afkomen. Aan het einde van het artikel zullen wij pleiten voor een landelijke norm en een daarbij passend visitatiestelsel, inclusief een oplossing voor de korte termijn in de vorm van Sportakkoord 3. Wij nodigen u uit om hierover met ons in gesprek te gaan en komen daar later in dit artikel op terug.
The perfect storm
We starten met het schetsen van vijf bewegingen die grote impact hebben op ‘het systeem van het sport- en beweegveld in Nederland’. De bewegingen versterken elkaar en veroorzaken zo een ‘perfect storm', zo zullen we betogen. We sluiten af met onze beschouwing op deze perfect storm.
Vijf impactvolle bewegingen
Er gebeurt veel in en rondom het sport- en beweegveld in Nederland. Wanneer wij, ook vanuit onze eigen praktijkervaring, de meest actuele en relevante ontwikkelingen bij elkaar brengen, zien we vijf impactvolle bewegingen:
- toenemende noodzaak van sport en bewegen;
- een veranderend vraag en aanbod;
- regionalisering én generalisatie van de sport;
- haperende én incidentele financiering;
- grote en urgente investeringsbehoefte in sportaccommodaties.
1. Toenemende noodzaak van sport en bewegen
Nederlandse jongens doen minder aan sport: 'Structureel gebrek aan interactie”, zo kopte de NOS recentelijk. Het artikel is helaas slechts een voorbeeld van een bredere tendens waaruit blijkt dat we de doelstelling van het Nationaal Preventie Akkoord nooit gaan halen bij een status quo van het huidige beleid en uitvoering daarvan. Deze doelstelling stelt immers dat in 2040 minimaal 75% van de volwassenen moet voldoen aan de beweegnorm. Sterker nog: in de afgelopen jaren voldoen steeds minder volwassenen aan de beweegnorm. Het tij zal gekeerd moeten worden!
Met het Integraal Zorgakkoord (IZA), Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het recentelijke Aanvullend Zorg en Welzijn Akkoord (AZWA) is en blijft expliciete aandacht voor het investeren in de ‘beweging van zorg naar gezondheid en welzijn’. De noodzaak van voldoende sporten en bewegen mogelijk maken voor alle doelgroepen in Nederland, wordt hiermee wederom onderstreept. Binnen de gemeenten wordt de urgentie om de stijgende kosten binnen de Wmo en jeugdzorg terug te dringen sterk gevoeld. Sport kan een belangrijke rol spelen om mensen, letterlijk en figuurlijk, in beweging te krijgen. Gezonde en fitte mensen voelen zich mentaal sterker.
2. Een veranderend vraag en aanbod
De sport in zichzelf ontwikkelt zich in een razend tempo. Nieuwe sporten komen op en reguliere sporten ontwikkelen zich door (denk bijvoorbeeld aan 3x3-basketbal, urban sports, commerciële aanbieders van bijvoorbeeld fitness, en padel). Dit stelt nieuwe eisen aan sportaccommodaties en de wijze waarop de sport georganiseerd wordt. Welke rol speelt de overheid in deze verandering? En hoe zorgt de overheid ervoor dat zij deze ontwikkeling ‘bijhoudt’ en faciliteert?
Het faciliteren van de sport als zodanig en het feit dat sport als middel kan worden ingezet voor andere beleidsdoelstellingen, gaan hand in hand. Het integrale karakter van sport en bewegen is inhoudelijk fantastisch; sport kan op veel plekken een belangrijke bijdrage leveren. Het risico hiervan is tegelijkertijd dat sport en bewegen van iedereen, en dus van niemand, is. De vraag is of 'een ander' net zo bereid is om voor sport en bewegen te betalen, terwijl de 'eigen opgaven' en druk op de euro's op andere plekken net zo goed aanwezig zijn.
Het beroep dat het sociaal domein binnen gemeenten op sport en bewegen doet, is veelal mede ingegeven door de uitgaven die gemeenten in dit domein moeten doen, vanuit een wettelijke basis. De kostenontwikkelingen in dit domein blijven voor gemeenten een financiële molensteen, zoals dat ook blijkt uit de vergrote taakstelling in de hervormingsagenda Jeugd en de ontwikkelingen ten aanzien van de houdbaarheid en betaalbaarheid van de Wmo. Gemeenten zijn nog zoekende om hier invulling aan te geven.
Tot slot staan sportverenigingen al langer onder druk; het Mulier Instituut geeft aan dat de grootste knelpunten voor verenigingen liggen op financieel beheer, werving en behoud van vrijwilligers en gekwalificeerde begeleiding van (jeugd)leden. Vrijwillige sportbestuurders moeten over de juiste kennis, kunde en vaardigheden beschikken om zich in dit almaar complexer wordende speelveld staande te houden. Dit vraagt om veel stevigere en passende verenigingsondersteuning vanuit landelijke en lokale overheid en de sportsector zelf (sportbonden, sportbedrijven en NOC*NSF), onder andere gericht op het vereenvoudigen van procedures en vanuit het perspectief en de behoefte van de sportbestuurder. Het gaat om ondersteuning die nu goed genoeg is ingeregeld, maar onderhevig is aan een veranderde en divergent wordende vraag.
3. Regionalisering en generalisatie van de sport
Sport en bewegen worden van oudsher mogelijk gemaakt doordat gemeenten zorgen voor planning, bouw, beheer en exploitatie van sportparken, zwembaden en sporthallen. Het sportaccommodatiebeleid wordt daarom veelal beschouwd als basis van het gemeentelijk sportbeleid. Afgelopen jaren zijn steeds meer gemeenten actief geworden in de organisatorische ondersteuning van lokale sportclubs en wordt sport en bewegen nadrukkelijker verbonden met het sociaal domein. De rol van gemeenten verandert hierdoor sterk. De nadruk komt meer te liggen op het faciliteren van sport en bewegen dan op enkel het beheren en exploiteren van accommodaties. Wij noemen dat de generalisatie van de sport, waarbij het veel meer een onderdeel van brede beleidsprogramma’s wordt en de rol van gemeenten verandert. Veel gemeenten proberen hiervoor een professionaliseringsslag te maken en in een sturende rol terecht te komen. Dit vraagt het nodige van medewerkers, ook in relatie met externe partners.
Naast generalisatie zien we vormen van regionalisering, met name op het gebied van preventie en gezondheid. Deze ontwikkeling dient als aanjager voor het sport- en beweegveld; langzamerhand zien we diverse regio’s de krachten meer en meer bundelen om op een bovengemeentelijk niveau sport- en beweegaanbod te organiseren en te versterken. Ons pleidooi is dat de regionalisering van sport en bewegen op delen sterker kan worden doorgezet. Deze vorm van samenwerking moet leiden tot een efficiënter, effectiever en diverse sportlandschap, dat beter is toegerust op de maatschappelijke opgaven van vandaag en morgen.
Deze ontwikkeling zet zich door richting het sportaccommodatiebeleid. Sportparken, zwembaden en sporthallen kunnen namelijk bij uitstek een regionale functie vervullen. De noodzaak voor een regionale aanpak om de kostbare sportaccommodaties aan te laten sluiten bij de behoeften van inwoners en te sturen op een hogere bezettingsgraad groeit dan ook. Dat is niet alleen vanwege de druk op gemeentelijke financiering van sportaccommodaties, maar ook door de veranderende sport- en beweegbehoefte van inwoners en de flinke bezuinigingen op landelijke subsidies zoals de BOSA-subsidie.
4. Haperende en incidentele financiering
Medio mei 2025 kopte RTL Zorgen Nederlandse Loterij na nieuwe recordafdracht aan NOC*NSF. In 2024 heeft NOC*NSF een afdracht van € 54,6 miljoen ontvangen van de Nederlandse Loterij. Een groot deel daarvan wordt gealloceerd aan sportbonden op basis van de beleidskaders van NOC*NSF (de Topsportstrategie 2032 en de Sportagenda). Deze bijdrage staat naar de toekomst onder druk, wat direct de sportbonden raakt en daarmee effect heeft op zowel de topsport als de breedtesport (verenigingen) in Nederland. Recent deden wij hier onderzoek naar: u leest er hier meer over.
Nederlandse gemeenten spelen een belangrijke rol bij de bekostiging van de sport in Nederland. Subsidies aan verenigingen en stichtingen, alsmede het beschikbaar stellen van sportaccommodaties, zijn hier voorbeelden van. Veel gemeenten kampen naar de toekomst toe met het zogenaamde ‘ravijnjaar’. Door een aantal systeem-ingrepen in het gemeentefonds, hebben de gemeenten met ingang van 2026 te maken met een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds. Hoewel het ravijnjaar bij de Voorjaarsnota 2025 van de Rijksoverheid verschoven is richting 2028, puzzelen veel gemeenten over nadere bezuinigingen. Omdat financiering van het sport- en beweegveld niet wettelijk is verankerd, is het vaak onderwerp van het bezuinigingsgesprek. Het gevolg hiervan is een fundamentele aantasting van de toegankelijkheid van de sport- en beweegvoorzieningen, onder meer door verschraling van het aanbod of hogere contributies.
Daarnaast heeft het demissionaire kabinet Schoof aangekondigd het aantal specifieke uitkeringen (de SPUK’s) te gaan afbouwen, waardoor enerzijds meer beleidsvrijheid voor gemeenten ontstaat, maar deze afbouw anderzijds gepaard gaat met een forse bezuiniging, wat kansen (meer lokale beleidsvrijheid) maar zeker ook bedreigingen (minder budget) met zich meebrengt. Dat is zeker zo nu de door het kabinet gewenste afbouw van het aantal SPUK’s vertraging oploopt, maar de bezuinigingen erop wel doorgaan.
5. Grote en urgente investeringsbehoefte in accommodaties
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor sportaccommodaties (aanleg, beheer en onderhoud). Het gaat om accommodaties die veelal in dezelfde tijdspanne zijn gebouwd, waardoor de komende jaren een enorme vervangingsvraag op Nederland afkomt. Dat is een financiële vraag, maar ook een uitvoeringsvraag, mede als gevolg van een gebrek aan capaciteit in gemeentelijk organisaties en externe aannemers. Daarnaast moeten bij elke vervangingsvraag de ontwikkelingen anno nu meegenomen worden; een grote ambitie en opgave op het gebied van stedelijke ontwikkelingen brengt ook andere (veelal meer en duurdere) investeringsvragen met zich mee. Dit heeft onder andere betrekking op de toename van bezetting van bestaande sportaccommodaties en eventueel de noodzaak om nieuwe sportaccommodaties te realiseren, als gevolg van de groei van het aantal inwoners door de woningbouwopgave in gemeenten. Een veranderende vraag heeft ook impact op het gebruik van accommodaties door verenigingen.
Impact op het stelsel - dilemma’s
Wanneer we bovenstaande vijf impactvolle bewegingen analyseren, komen wij tot drie belangrijke dilemma’s met betrekking tot de sport in Nederland:
- Financieel dilemma: een brede roep om langetermijninvesteringen (met structurele dekking) in gezondheid, preventie en sport, en bewegen, versus het continu blijven werken met incidentele middelen en het naderende ‘ravijnjaar’ (bezuinigen van het Rijk en gemeenten op sport en bewegen).
- Organisatorisch dilemma: een brede roep om het professionaliseren van het sport- en beweegveld versus een dreigende vermindering van organisatiekracht binnen gemeenten en de sport.
- Voorzieningen-dilemma: een brede roep om investeringen in de leefomgeving en voorzieningen waarin de mogelijkheid tot bewegen wordt versterkt versus de enorme vervangingsopgave van sportaccommodaties en uitbreidingsbehoefte in de komende jaren.
Onze beschouwing
Op basis van bovenstaande analyse delen wij onze beschouwing met u. Dit voelt deels als een herhaling van zetten. Ieder jaar wordt namelijk opnieuw het belang van sport en bewegen bevestigd. Zie bijvoorbeeld het rapport over de waarde/impact van sport en bewegen. Toch blijven we op zoek naar vernieuwing en verandering. We hopen dat deze drie lijnen daarbij ondersteunend zijn.
1. Een fundamentele en alles omkerende beleidsopvatting
Als we écht een stap voorwaarts willen zetten, moeten we met elkaar een fundamentele paradigmashift maken. Dan moeten we durven uitspreken dat we in onze ruimtelijke ordening niet meer ‘de auto’ maar ‘de fiets’ ruimte geven, dat ‘gezond eten’ het leidmotief is in plaats van het faciliteren van het ‘zoveelste fastfoodrestaurant’, en dat we focussen op de aanleg van ‘een speelplek’ in plaats van een ‘parkeerplek’. We realiseren ons dat deze zin overdrachtelijk moet worden gezien; waar het om gaat is dat een fundamentele manier van omdenken nodig is. Bij politici, bestuurders, beleidsmakers én inwoners.
Daarbij moeten we ook eerlijk naar elkaar toe zijn… Enerzijds kennen we een cultuur waarin we elkaar liever niet betuttelen; anderzijds zien we ook de effecten van een samenleving waarin we maar beperkt een rem durven zetten op een ongezonde levensstijl.
Het fundament staat er: we hebben een stevig verenigingsleven, een sterke sportinfrastructuur, de betrokkenheid van inwoners bij elkaar is er, en kinderen worden niet geboren met een smartphone in de hand, maar met de behoefte om te bewegen. Feitelijk zou elk beleidsstuk deze fundamentele vraag in zich moeten hebben: draagt dit voorstel bij aan een beweegvriendelijke gemeente waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten?
2. Professionalisering van het sport- én beweegveld
Als we het sport- en beweegveld willen versterken, is op systeemniveau een verdere professionalisering nodig. Dat kan door de arbeidsmarkt op sport- en beweeggebied onder de loep te nemen, systeemafspraken te maken over wat nodig is voor het borgen van een minimum kwaliteitsniveau en daar afspraken over te maken, in cao’s, Human Capital Agenda’s en opleidingsprogramma’s.
Dit vraagt om regie van de landelijke én gemeentelijke overheid, stabiele financiering en om een diversificatie van functies en rollen. Als je bijvoorbeeld een hoog pedagogisch kwaliteitsniveau binnen verenigingen wilt bereiken, waarmee kinderen langer blijven sporten en worden versterkt in hun beweegfunctie, dan kost dat nu eenmaal geld. Dat is budget dat niet elke vereniging zo maar kan opbrengen. Hier kan ook de relatie gelegd worden met het bedrijfsleven. Een bedrijf heeft immers baat bij gezonde werknemers, die meer productief zijn en minder uitval hebben, en is wellicht bereid daarvoor te betalen. In het kader van community building kunnen verenigingen en bedrijven meer met elkaar worden verbonden, waarbij bedrijven gebruikmaken van dienstverlening van verenigingen om de werknemers te stimuleren tot meer beweging.
3. Structurele verankering én financiering van sport en bewegen
De sport in Nederland kent een wankele financieringsbasis, mede omdat het verschil per gemeente of provincie groot is (wel of geen beleidspeerpunten en onderhevig aan politieke grillen) en de bekostiging vaak incidenteel is. Tijdelijke impulsen via bijvoorbeeld sportakkoorden zijn mooi, maar altijd incidenteel. Als de incidentele bekostiging stopt, stopt ook de uitvoering, omdat er geen dekking is.
Ons pleidooi: introduceer een landelijke norm én bijpassend visitatiestelsel in de sport & zet op korte termijn in op Sportakkoord 3.
De drie bovenstaande lijnen staan in onderlinge en complexe verhouding met elkaar. Ze vragen dialoog en uitwerking van verschillende stakeholders tegelijkertijd. Dit betekent dat ze in een brede context worden verkend en beschouwd.
Om de ontwikkeling van de drie hierboven gepresenteerde lijnen voort te stuwen, is ons pleidooi in dit artikel om toe te werken naar een landelijke norm, die de overheid (landelijk en lokaal) in beleid moet verankeren, en een daarbij passend visitatiestelsel in de sport te introduceren.
Al langer wordt in Nederland gesproken over een wettelijke verankering van sport en bewegen. Het is ons inziens goed om toe te werken naar een landelijke normering, waarbinnen gemeenten beleidsvrijheid hebben, maar waarop wel het gesprek over ambitie en bijbehorende financiering daarvan kan worden gestandaardiseerd. Dit is dan een eerste stap richting een mogelijke verankering en daarmee bestendiging van een passende financiering.
In Nederland werken we binnen diverse sectoren met een visitatiestelsel, waarbinnen organisaties door een college van deskundigen of daartoe geëquipeerde instellingen, vaak vakgenoten, worden gespiegeld. Het doel daarvan is om vergelijkbaarheid te creëren en het gesprek over de kwaliteit van dienstverlening te versterken. Ons inziens zou een dergelijke stap een stap in de goede richting zijn. Laten we landelijke normen bepalen waar gemeenten ten minste aan moeten voldoen in hun sport- en beweegbeleid. Stel gemeenten in staat om hier, passend bij de lokale situatie, beleidskeuzes in te maken en ondersteun gemeenten door, met een sportvisitatie, gericht van elkaar te leren. Niet om elkaar de maat te nemen, maar om elkaar voort te stuwen, om een landelijke beweging in gang te brengen volgens een geldende en ruimtegevende meetlat. Laten we elkaar, laten we gemeenten en sportaanbieders, uitdagen om zo Nederland in beweging te houden en krijgen!
Wij realiseren ons dat het mogelijk een aantal jaren zal duren voordat een dergelijk stelsel daadwerkelijk gerealiseerd is. Daarom pleiten wij voor het op korte termijn doorzetten van de sportakkoorden in de vorm van Sportakkoord 3. Sportakkoord 2 was minder vrijblijvend dan de eerste versie van het Sportakkoord en ondertekend door een breed scale aan maatschappelijke organisaties, denk bijvoorbeeld aan de Platform Ondernemende Sport. Wij pleiten voor het doorzetten van deze lijn. Denk hierbij aan bindende bestuurlijke afspraken op lokaal niveau tussen gemeenten, provincies, verenigingen en de ondernemende sport.
Tot slot
Dagelijks zien wij in ons werk de kracht van sport en bewegen. We hebben in Nederland, laten we dat ook klip-en-klaar benoemen, een fantastische infrastructuur staan en kennen veel enthousiasme en betrokkenheid binnen het sport-en beweegveld. Alle ingrediënten zijn aanwezig om een volgende stap te zetten om ‘het glazen plafond van de ongezonde leefstijl' te doorbreken.
Samen met u zetten wij graag een volgende stap. We ondersteunen u graag om uw sport- en beweegbeleid te laten aansluiten bij ‘een radicale beleidsomkering’, en in het verder professionaliseren van de sport.
Ons idee over een visitatiestelsel in de sport werken we nog nader uit; we komen er op een later moment op terug. Dit najaar willen wij ook een expertisebijeenkomst organiseren. Wilt u hierbij aansluiten en met ons van gedachten wisselen? Neem dan contact op met nathan.stukker@bmc.nl; we komen graag in contact!
Meer weten?
Neem contact op met:
