8 sep 2025

Analyse jaarrekening 2024: gemeenten bijna € 2 miljard in de plus

Eind juli 2025 publiceerde het CBS de voorlopige cijfers van de jaarrekeningen 2024 van de Nederlandse gemeenten. Daaruit blijkt dat de meeste gemeenten vorig jaar opnieuw zwarte cijfers hebben laten zien: het eigen vermogen op 31 december 2024 was hoger dan op 1 januari en is nog nooit zo hoog geweest.  Tegelijkertijd houden de zorgen voor de lange termijn aan.

Uit de voorlopige CBS-cijfers blijkt dat gemeenten op 31 december 2024 zo’n € 1,8 miljard in de plus stonden. De cijfers hebben betrekking op 96 procent van de Nederlandse gemeenten; ze geven daarmee een betrouwbaar beeld. Als we ook de ontbrekende gemeenten zouden meenemen, komt het bedrag dat gemeenten eind 2024 in de plus stonden naar verwachting uit op ongeveer € 1,9 miljard. Ruim de helft van de zwarte cijfers komt op het conto van incidentele factoren. Zo zorgde de opvang van Oekraïense vluchtelingen ook in 2024 voor een plus. De rijksvergoeding die de gemeenten hiervoor ontvangen is hoger dan de kosten die ze ervoor maken. Naar schatting gaat het om een bedrag van ongeveer € 800 miljoen. Een andere incidentele factor van betekenis is de winst uit de grondexploitatie. In 2024 droeg dit voor ongeveer € 400 miljoen bij aan het batig saldo. Ook dit is een eenmalig voordeel.

Op deze pagina:
Zorgen onder de oppervlakte
Zwarte cijfers voor de meeste gemeenten
Hogere inflatie en rentestijging drukt saldi op grondexploitaties
Gemeenten investeren meer in gebouwen en wegen
Netto schuld neemt toe
Conclusie

Zorgen onder de oppervlakte 

Hoewel het eigen vermogen van de Nederlandse gemeenten nog nooit zo hoog is geweest, zijn er ook ontwikkelingen die zorgen baren. Een overzicht.

Hogere investeringen, hogere schuld en een gelijkblijvende solvabiliteit

Een positieve ontwikkeling is dat gemeenten meer investeren in gebouwen, wegen en de openbare ruimte. De schuldpositie van de gemeenten is hierdoor wel mede gestegen. Gevolg is dat het solvabiliteitspercentage – de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen – de laatste jaren nagenoeg constant blijft, ondanks het batige saldo van 2024 en de jaren ervoor.

Investeringen in gebiedsontwikkelingen blijven achter 

De winsten uit de grondexploitatie blijven voor het derde opeenvolgende jaar achter. Dit betekent dat gemeenten weinig financiële middelen hebben voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Met de huidige woningschaarste is dit een zorgelijke ontwikkeling. Verhoudingsgewijs hebben gemeenten namelijk nog nooit zo weinig geïnvesteerd in de aankoop van gronden voor het bouwen van woningen en bedrijven. De waarde van deze gronden op de balans is nu lager dan 5 procent van de jaarlijkse inkomsten van gemeenten. In 2013 bedroeg de waarde nog 25 procent van de jaarlijkse inkomsten. Gemeenten lopen daarmee weliswaar minder risico dan tien jaar geleden, maar het geeft ook aan dat er minder wordt geïnvesteerd.

Bovenmatige kostenontwikkeling in het sociaal domein 

De bovenmatige kostenstijging in het sociaal domein zet in 2024 door. Dit speelt met name bij de jeugdzorg en de loketvoorzieningen (wijkzorg). De kostenstijging bij de Wmo lijkt de laatste jaren ongeveer in de pas te lopen met de inflatie en de groei van de bevolking.

Sterke kostenstijging bij de eigen organisatie

De schaarste op de arbeidsmarkt zien we terug in de kosten voor de eigen organisatie. Gemeenten hebben vooral meer uitgegeven aan hun eigen overhead. Denk aan kosten voor gebouwen, ict en ondersteuning van het primaire proces.

Hieronder lichten we de hierboven aangestipte ontwikkelingen nader toe.

Zwarte cijfers

De meeste gemeenten hebben in 2024 zwarte cijfers laten zien. Hun eigen vermogen op 31 december 2024 was hoger dan aan het begin van dat jaar. De CBS-cijfers laten een stijging zien die omgerekend neerkomt op € 1,9 miljard voor alle gemeenten gezamenlijk. Het eigen vermogen bedraagt na deze toename nu ruim € 43 miljard. Het is het vijfde achtereenvolgende jaar dat de gemeenten een vermogenstoename laten zien. Zonder de verkoop van de Eneco-aandelen in 2020 en de batige saldi vanwege de opvang van Oekraïense vluchtelingen was de stijging echter aanmerkelijk minder hoog uitgevallen. De onderstaande figuur laat het verloop van het eigen vermogen in de afgelopen vijftien jaar zien.

Ontwikkeling eigen vermogen Nederlandse gemeenten

Middelgrote en middelkleine gemeenten realiseren de grootste vermogenstoename

Over het algemeen laten de middelgrote (50.000 tot 100.000 inwoners) en middelkleine (20.000 tot 50.000 inwoners) gemeenten in 2024 een grotere vermogenstoename zien dan de grote gemeenten.

Vermogen toename en afname

Overzicht per gemeente

Vooral de Zeeuwse gemeenten kennen een forse vermogenstoename, zo blijkt uit de onderstaande figuur.

Vermogensmutatie Nederlandse gemeenten 2024

Kijken we echter naar de solvabiliteit – de verhouding tussen het eigen vermogen en de schulden – dan zien we dat gemeenten met verhoudingsgewijs de minste buffers te vinden zijn in het noorden en het zuiden van het land.

Solvabiliteit Nederlandse gemeenten 2024

Het overzicht hieronder geeft het overall beeld van de verlies- en winstrekening van de Nederlandse gemeenten. 

Overzicht saldo van baten en lasten van de Nederlandse gemeenten (bedragen x € 1 miljard)
Overzicht saldo van baten en lasten van de Nederlandse gemeenten

Van 14 gemeenten waren de gegevens nog niet bekend. De cijfers zijn op basis van inwonersaantallen geëxtrapoleerd naar het totaal van alle Nederlandse gemeenten. 

Opvang vluchtelingen uit Oekraïne 

De netto-kosten bij het taakveld Samenkracht en Burgerparticipatie (welzijnswerk, opvang vluchtelingen; taakveld 6,1) liggen voor het derde achtereenvolgende jaar lager dan in de begroting. Dit komt met name door de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. De vergoeding die het Rijk hiervoor beschikbaar heeft gesteld, was ruim toereikend om de door de gemeenten gemaakte kosten te dekken. Indicatief gaat het om een bedrag van ongeveer € 700 à € 800 miljoen op dit taakveld (zie ook de tabel hieronder).

Overzicht verloop taakveld Samenkracht en Burgerparticipatie (bedragen x € 1 miljard)

Sociaal domein: einde aan de afvlakking 

De afgelopen jaren hadden de gemeenten te maken met een forse stijging van de kosten voor de Jeugdzorg en de Wmo. Die stijging viel veel hoger uit dan op basis van de inflatie en bevolkingsgroei kon worden verklaard. Dit terwijl er in de Coronajaren, zeker bij de Wmo, sprake was van een zekere afvlakking van de groei. Sinds 2023 is er weer sprake van een stijging. Die stijging zien we ook in 2024, met name bij de Jeugdzorg en de loketvoorzieningen (wijkteams). 

Kostenontwikkeling Jeugdzorg, WMO en Wijkteams

Nadelige effecten bij Jeugdzorg en overhead werken structureel door

Zetten we de uitkomsten van de jaarrekening 2024 af tegen de begroting 2025, dan valt op dat de begroting 2025 (die in 2024 is opgesteld) op twee onderdelen een te laag vertrekpunt kent: de overhead (de gemeentelijke huisvesting, ict en de salarislasten van de ondersteunende diensten) en de Jeugdzorg.

De onderstaande tabel laat zien dat voor de overhead verwacht mag worden dat de gemeenten in 2025 nadelen zullen noteren ten opzichte van de begroting die ze eind 2024 hebben vastgesteld. Het volume in de rekening 2024 is nu al even hoog als het volume van 2025. Het is de verwachting dat de kosten in 2025 hoger zullen uitvallen vanwege cao-verplichtingen en de inflatie. De laatste twee jaar bedroeg de omvang van de kostenstijging afgerond € 700 à € 800 miljoen per jaar. 

Overzicht saldo taakveld Overhead (bedragen x € 1 miljard)

Overizcht saldo taakveld Jeugdzorg

Voor de Jeugdzorg lijkt het effect nog nadeliger. De raming in de oorspronkelijke begroting 2025 valt lager uit dan de realisatie in de jaarrekening 2024. Dit is weergegeven in de onderstaande tabel. 

Overzicht saldo taakveld Jeugdzorg (bedragen x € 1 miljard)

Overzicht saldo jeugdzorg

De afgelopen twee jaar bedroeg de stijging van jaar op jaar € 600 respectievelijk € 900 miljoen. De geraamde budgetten in 2025 liggen € 200 miljoen onder het niveau van de jaarrekening 2024. Als in 2025 dezelfde kostenstijging plaatsvindt als de afgelopen twee jaar, is de verwachting dat de gemeenten dit jaar een tegenvaller moeten inboeken van ongeveer € 1 miljard. Dit zal structureel doorwerken in de begrotingen van latere jaren, tenzij de maatregelen van de hervormingsagenda effect gaan hebben. 

Hogere inflatie en rentestijging drukt saldi op grondexploitaties 

Sinds 2015 noteerden de gemeenten steevast een batig saldo op de grondexploitaties. Gemiddeld ging het om een bedrag van € 800 miljoen per jaar. De afgelopen drie jaar ligt het batig saldo op een aanmerkelijk lager niveau. Hoewel dit niet verder is onderzocht, ligt het voor de hand om te veronderstellen dat de hogere rente en de hoge inflatie hier mede de oorzaak van zijn. Uit een eerdere analyse bleek na een rondgang langs concerncontrollers dat ook stikstofproblematiek, netcongestie en sociale doelstellingen de resultaten van de grondexploitaties drukken.

In de figuur hieronder is de ontwikkeling van het saldo op de grondexploitaties weergegeven. De cijfers geven aan dat er de laatste jaren relatief weinig middelen beschikbaar zijn om te investeren in nieuwe grondexploitaties.

Saldo grondexploitaties

Boekwaarde grondexploitatie daalt verder

De boekwaarde van de grondexploitatie, uitgedrukt in een percentage van de jaarlijkse inkomsten, daalt opnieuw. Het risico voor gemeenten neemt daardoor af, maar dat geldt evenzeer voor de winst- en ontwikkelkansen. De boekwaarde bedraagt op dit moment ongeveer 5 procent. Tijdens de economische crisis van tien jaar geleden lag dit percentage nog op 25 procent.

Ontwikkeling voorraadquote

Gemeenten investeren meer in gebouwen en wegen

De boekwaarde van de materiële vaste activa is met € 4 miljard toegenomen. Dit komt neer op ongeveer 5 procent van de totale baten. Dat is relatief hoog; in de jaren voor 2023 kwam dit percentage niet boven de 2,5 procent uit. Het is overigens normaal dat de uitgaven aan investeringen hoger zijn dan de afschrijvingslasten. Ook in 2024 is dit het geval. Dit komt niet alleen doordat de investeringen duurder uitvallen door de inflatie. Het komt ook doordat er door inwonersgroei en economische groei jaarlijks meer en hoogwaardigere publieke investeringen zoals wegen en scholen nodig zijn. Gemeenten hebben vooral geïnvesteerd in gebouwen en in de infrastructuur (grond-, weg- en waterbouw). 

Verloop boekwaarde materiële vaste activa

Netto schuld neemt toe

Als gevolg van het hogere investeringsniveau neemt ook de schuldpositie toe. Investeringen moeten immers gefinancierd worden. De schuld is met ongeveer € 2,3 miljard toegenomen. 

Ontwikkeling netto schuld

Schuldquote en solvabiliteit blijven stabiel

De schuld, uitgedrukt in een percentage van de jaarlijkse inkomsten, blijft stabiel. Dit komt doordat ook de jaarlijkse inkomsten stijgen. Zowel de schuld als de inkomsten stijgen met ongeveer hetzelfde percentage. De netto schuldquote beweegt zich de laatste jaren rond de 40 procent. 

Het eigen vermogen stijgt en dat geeft een positief beeld. Maar het is ook goed om het eigen vermogen af te zetten tegen de schulden. Dit brengen we tot uitdrukking in het solvabiliteitspercentage, de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Dan ontstaat er een ander beeld: omdat de schuld met ongeveer eenzelfde percentage stijgt, blijft ook de solvabiliteit de laatste jaren gelijk. Ook dit percentage zit rond de 40 procent. Dit hebben we weergegeven in de volgende figuur. 

Schuldquote en solvabiliteit

Mooie cijfers aan de oppervlakte, maar een zorgelijke onderstroom 

In grote lijnen schetsen de CBS-cijfers over de jaarrekening 2024 hetzelfde beeld als vorig jaar: aan de oppervlakte lijkt de zon te schijnen, maar de onderstroom baart zorgen. Ten eerste omdat een aantal positieve elementen – het batig saldo vanwege de opvang van asielzoekers en het batig saldo van de grondexploitaties – eenmalige baten zijn. Dit terwijl de nadelen – de kostenstijgingen in het sociaal domein en van de eigen organisatie –naar verwachting doorwerken in de volgende jaren.

Een eerste analyse van BMC van ongeveer een derde van de uitgebrachte kadernota’s en voorjaarsnota’s van gemeenten bevestigt dit beeld en laat zien dat het financiële perspectief op de korte termijn is verbeterd. Door de extra middelen van het Rijk is er de komende twee jaar wat financiële ademruimte. Maar nieuwe tegenvallers en soms ook nieuwe ambities maken bezuinigingen nog steeds noodzakelijk. Gemeenten hebben de zorgelijke onderstroom uit de jaarrekening 2024 bijvoorbeeld ook weer moeten doorvoeren in hun meerjarenbegroting.

BMC is bezig met een analyse van al deze documenten. Binnenkort publiceren we de definitieve uitkomsten op bmc.nl. Dan gaan we ook in op de vraag wat de gevolgen zijn van de onzekerheid over de rijkscompensatie op de formatiegesprekken op lokaal niveau die na de gemeenteraadsverkiezingen van 18 maart 2026 worden gevoerd.

Meer informatie

Wilt u meer weten over deze analyse of informatie over hoe wij gemeenten begeleiden bij hun financiële strategie? Neem voor meer informatie of een vrijblijvend gesprek contact op met Erwin Ormel.

Meer weten?

Neem contact met mij op

Erwin Ormel managing consultant 06 - 10 63 16 53
PUBLICATIE BESTUUR-EN-BEDRIJFSVOERING FINANCIEN-EN-CONTROL

Gerelateerde artikelen