13 sep 2024
Financieel perspectief gemeenten nauwelijks verbeterd
De Nederlandse gemeenten voorzien vanaf 2026 donkere financiële wolken. Het schrappen van de opschalingskorting én de reeds ingezette bezuinigingsmaatregelen leiden bovendien niet tot een verbetering van hun begrotingssaldo op de langere termijn. Het verwachte tekort in 2027 is nog bijna net zo hoog als in het najaar van 2023, zo blijkt uit een analyse van BMC van ongeveer een derde van alle kader- en perspectiefnota’s.
Omdat de vergoeding van het Rijk voor gemeenten vanaf 2026 lager uitvalt, laten de gemeentebegrotingen vanaf 2026 tekorten zien. In het najaar van 2023 voorzagen de gemeenten in hun meerjarenbegroting 2024-2027 een tekort van ongeveer € 1 miljard per jaar vanaf 2026. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor de begroting 2025-2028 bijna afgerond. De gemeenteraden hebben net voor de zomervakantie hun kadernota of perspectiefnota vastgesteld. Deze nota’s worden in de regel gebruikt als basis voor de op te stellen begroting, die de meeste gemeenten eind september naar buiten brengen.
Positief effect verwacht
Een grote groep gemeenten is inmiddels bezuinigingen aan het voorbereiden of heeft al concrete maatregelen bedacht. In andere gemeenten is dit proces nog in voorbereiding. Dit voorjaar kondigde het Rijk aan dat een eerder aangekondigde bezuiniging van € 675 miljoen – de zogenoemde ‘oploop van de opschalingskorting’ – niet meer doorgaat. Samen met de al in gang gezette bezuinigingen zouden we mogen verwachten dat dit leidt tot een forse verlichting van het financieel meerjarenbeeld. Niets is echter minder waar. Uit een door BMC uitgevoerde analyse van ongeveer een derde van alle kader- en perspectiefnota’s blijkt dat het verwachte tekort in 2027 nog bijna net zo hoog is als in het najaar van 2023.
De reden: doorwerking hogere kosten sociaal domein en eigen organisatie
In een recente analyse van de jaarrekeningen 2023 van de Nederlandse gemeenten concludeerde BMC al dat het positieve saldo van ruim € 1,5 miljard vooral veroorzaakt werd door eenmalige meevallers, zoals de opvang van Oekraïners en de winsten op de grondexploitaties. De jaarrekeningen laten daarbij een zorgelijke onderstroom zien: de kosten voor de Jeugdzorg, de toegang tot het sociaal domein en in iets mindere mate de Wmo stegen ook vorig jaar veel harder dan de inflatie. En dat geldt ook voor de kosten van de eigen organisatie. Dit werkt door in de komende meerjarenbegroting. Het gevolg is dat het begrotingssaldo van de gemeenten op langere termijn niet verbetert. In dit artikel lichten we deze conclusies nader toe en geven we aan hoe we tot deze analyse zijn gekomen.
Oktober 2023: tekort van € 1 miljard op de langere termijn
De begrotingen van de gemeenten van september 2023 laten vanaf 2026 een tekort zien dat oploopt tot € 1 miljard in 2027. Omgerekend is dat bijna € 60 per inwoner. Wat opvalt is dat het tekort in de grote gemeenten (vanaf 100.000 inwoners) omgerekend per inwoner lager uitvalt dan in de kleine en middelgrote gemeenten. Dit is weergegeven in onderstaande tabel.
Saldo van meerjarenbegrotingen van de Nederlandse gemeenten: stand september 2023
Juni 2024: geen verbetering
In het voorjaar presenteren de gemeenten hun kadernota’s of perspectiefnota’s. Hierin schetsen ze de belangrijkste contouren voor de begrotingen die ze eind september presenteren. Op basis van deze nota’s kunnen de gemeenteraden richting geven aan de op te stellen begrotingen voor het komende jaar. Deze kadernota’s geven dan ook een belangrijke indicatie van wat we kunnen verwachten in de begrotingen die in het najaar van 2024 worden gepresenteerd.
Uit de analyse van BMC blijkt dat het begrotingssaldo in de kadernota’s niet noemenswaardig is verbeterd. Het saldo komt op dit moment, doorgerekend voor alle gemeenten, uit op ruim € 900 miljoen. Het schrappen van de opschalingskorting zou een positief effect moeten geven van € 675 miljoen. Ook de ingezette bezuinigingsmaatregelen zouden een positief effect moeten hebben. Dit zien we echter niet terug in het financiële beeld.
Een van de verklaringen hiervoor is de structurele doorwerking van de effecten uit de jaarrekening 2023: hogere kosten voor het sociaal domein en de eigen organisatie. Vooral in de kleinere gemeenten (tot 20.000 inwoners) gaat het begrotingssaldo achteruit. Het saldo in de grote gemeenten verbetert.
Saldo van de kadernota's van de Nederlandse gemeenten: stand juni 2024
Grote gemeenten zijn verder dan kleine gemeenten
Omgerekend hebben de gemeenten nu voor bijna € 700 miljoen aan bezuinigingen opgenomen in hun begroting. Gemiddeld hebben de grote gemeenten (vanaf 100.0000 inwoners) en de middelgrote gemeenten (vanaf 50.000 inwoners) de grootste taakstellingen in hun begroting opgenomen. De kleine en middelkleine gemeenten blijven hierbij achter. Dit is terug te vinden in onderstaand overzicht.
Mate waarin bezuinigingstaakstellingen zijn opgenomen of uitgewerkt: stand juni 2024
Kwart bezuinigingen landt in het sociaal domein
Een kwart van de bezuinigingen landt in het brede sociaal domein (inclusief samenkracht, burgerparticipatie en toegang). Opvallend is dat vooral de kleine gemeenten fors bezuinigen op het sociaal domein. Bij de grote gemeenten is de omvang van de nog niet specifiek toegewezen bezuinigingen vrij groot. Dit betekent dat een deel van de opdrachten nog niet is vertaald in gespecificeerde taakstellingen. Deze post zal grotendeels voor rekening komen van de andere domeinen. Hoewel de grote gemeenten verder zijn in het proces, moeten ze een deel van de bezuinigingsopgave dus nog concreet toewijzen aan de beleidsterreinen. De verdeling over de beleidsterreinen is weergegeven in de onderstaande tabel.
Verdeling van de bezuinigingen over de verschillende beleidsterreinen
In de volgende alinea’s gaan we in op de verschillende domeinen en geven we voorbeelden van hoe gemeenten hier proberen te bezuinigen.
Sociaal domein: bezuinigen op preventie en basisvoorzieningen
Een deel van de gemeentelijke bezuinigingen komt voor rekening van preventieactiviteiten, bijvoorbeeld door een verlaging van het budget. Ook in de basisvoorzieningen wordt geschrapt. Denk aan de welzijnsinstellingen of de toegang tot het sociaal domein (wijkteams). Het kan ook gaan om het behalen van synergievoordelen of het bereiken van doeltreffendheidsmaatregelen bij gesubsidieerde instellingen.
Voorbeelden van bezuinigingen bij Wmo en Jeugd
- Het invoeren van een nieuw eigen bijdragebeleid voor de Wmo conform het wetsvoorstel, waarbij de grens waarop de eigen bijdrage moet worden betaald wordt verlaagd van 150 naar 120% van het sociaal minimum. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het kabinet is van plan om voor de huishoudelijke hulp een passende eigen bijdrage in te voeren. De ingangsdatum is verschoven van 1 januari 2025 naar 1 januari 2026. Inwoners betalen dan voor alle Wmo-voorzieningen een eigen bijdrage, waarvoor nu het abonnementstarief geldt. De hoogte van die bijdrage is afhankelijk van het inkomen. Het Rijk verwacht dat dit de druk bij gemeenten verlaagt op het gebruik van Wmo-voorzieningen. En dat de Wmo daardoor langer betaalbaar blijft. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Een kostenbesparing is te realiseren door in te zetten op een duurzame uitvoering van de Jeugdwet voor de periode 2024-2028, waarbij de focus ligt op minder kinderen die jeugdhulp nodig hebben of minder intensieve jeugdhulp nodig hebben (minder lang, minder zwaar) en betere betaalbaarheid (balans inkomsten/uitgaven). Dit moet uiteindelijk leiden tot een reductie in de kosten. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het doorvertalen van de taakstelling van € 1 miljard landelijk uit de hervormingsagenda voor de Jeugd naar de eigen gemeente door het opnemen van een bezuinigingstaakstelling. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Tien dure/complexe casussen met jeugdhulp worden aangepakt. Dit maakt onderdeel uit van het plan van de aanpak Taskforce Jeugd. Een voorwaarde om deze besparing te realiseren is dat de Wams (wet Multiproblematiek) is gestart. Deze wet is voorlopig uitgesteld. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Er is een taakstelling op de GR Jeugd en lokale jeugdhulp. Om deze taakstelling te behalen, wordt ingezet op de huisartsenroute, indicaties wettelijke verwijzers controleren, geen automatische herindicaties op eerste verwijzing, etc. Hier wordt een deel gerealiseerd in 2025 en de rest in 2026 en verder. Het openeindekarakter van de voorzieningen en de diverse wettelijke verplichtingen maken het een uitdaging om deze taakstelling te realiseren. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Het realiseren van een besparing op huishoudelijke hulp door standaard eens per twee weken huishoudelijke hulp te indiceren in plaats van wekelijks. Dit kan niet voor iedereen gelden. Criteria moeten worden onderzocht. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Een deel van de ondersteuning in de Wmo betreft financiële begeleiding, dus hulp bij het omgaan met geld. Begeleiding is nu vaak langdurig. We bekijken op welke wijze begeleiding kan worden beperkt, bijvoorbeeld in duur, maar ook het doel waarvoor het wordt verstrekt. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Het verlagen van de lasten door een deel van de jeugdzorg vanaf 2026 om te zetten naar de Wet Langdurige Zorg. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
- De duurzame zorg in categorie C kan vanaf 2025 worden omgezet naar categorie B. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
- De dagelijkse behandeling en verblijf kan vanaf 2025 naar de goedkopere verblijf pleegzorg. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
- Het verhogen van de baten door invoering van de verhoging van de eigen bijdrage voor Wmo-klanten. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
Sociaal domein: bezuinigingen op de bijstand
Bijstandsverlening is een gemeentelijke taak, waar de beleidsvrijheid relatief gering is. De besparingen richten zich vooral op het efficiënter uitvoeren van het proces of bezuinigen op onderdelen waar nog wel sprake is van beleidsvrijheid, zoals het minimabeleid.
Voorbeelden van bezuinigingen op bijstand en armoedebeleid
- Het realiseren van efficiencybesparingen op de bijstand door mensen met een uitkering aan het werk te helpen door een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, in samenwerking met werkgevers en het onderwijs. Inzetten op een efficiëntere manier van werken en werken op basis van de principes van vertrouwen (minder controlestappen van de klantmanagers en trajectbegeleiders, in één keer goed). (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het persoonlijk minimabudget c.q. de individuele inkomenstoeslag (IIT) wordt niet geïndexeerd en daarnaast gekort met € 50 per jaar. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
Ruimtelijk en fysiek domein
In het ruimtelijk en fysiek domein zien we vooral bezuinigingen die het onderhoud van de openbare ruimte raken. Onderhoudswerkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd of uitgesteld. Daarnaast wordt ingeleverd op budgetten voor duurzaamheid. Ook de exploitaties van de afvalinzameling en het onderhoud van het riool worden genoemd, zij het dat die bezuinigingen veelal leiden tot een lagere opbrengst van de afvalstoffenheffing of de rioolheffing. Dit wordt dan weer gecompenseerd door een hogere OZB-opbrengst.
Voorbeelden van bezuinigingen op het fysieke domein
- Besparing op de kosten van het riool als gevolg van de gepleegde inspanningen om de kwaliteit van de riolering te verbeteren, door het renoveren en vervangen van slechte riolen. De daaruit voortvloeiende verlaging van de rioolheffing wordt gecompenseerd door een verhoging van de OZB. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Een kostenbesparing is te realiseren door het efficiënter aanbesteden van de verwerking van restafval, het inzetten op Diftar en het terugdringen van de hoeveelheid restafval. De daaruit voortvloeiende verlaging van de afvalstoffenheffing wordt gecompenseerd door een verhoging van de OZB. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het realiseren van een kostenbesparing bij het beheer van de openbare ruimte door in de aanbestedingen uit te gaan van niveau C, in plaats van niveau B. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het opzetten van een meldpunt gevaarlijke honden en het beschikbaar houden van toezichthouders en juridisch handhavers voor de verdere afhandeling kost formatie en budget. Het niet invoeren van dit meldpunt zorgt dat de hiermee samenhangende budgetten vrij kunnen vallen. Dit houdt ook in dat er geen trainingen aangeboden worden op het moment dat er een melding komt van een gevaarlijke hond. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Meer integraal en ketengericht werken, waardoor er efficiënter en effectiever gewerkt kan worden aan groot onderhoud. Onderhoudsprojecten worden beter aangesloten op projecten en initiatieven van ruimtelijke ontwikkeling. Dit houdt in dat herstraatwerken gefaseerd oftewel uitgesteld worden. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Voorgesteld wordt het onderhoudsbudget Groen met 10 procent te verlagen. In eerste instantie wordt ingezet op het beter aanbesteden van eenmalige opdrachten en jaarcontracten. Vervolgens wordt de frequentie van onderhoud verlaagd. Ook wordt er diversiteitsbeleid ingevoerd. Daarbij wordt de verbinding gezocht met duurzaamheid en ecologie. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- Het structurele budget voor het programma Duurzaamheid komt met ingang van 2027 te vervallen. Dit betekent dat de lasten in het kader van de opgave duurzaamheid gezocht moeten worden binnen de bestaande lijnbudgetten. Dit geldt ook voor eventueel benodigde cofinanciering. De ambitie om in 2050 energieneutraal, klimaatadaptief en circulair te zijn, zal daarmee vertraagd worden. (Gemeente met 50.000 - 100.000 inwoners)
- De gemeente beschikt over middelen voor de inzet van een duurzaamheidsadviseur en het ontwikkelen van een duurzaamheidsagenda. De beschikbare budgetten voor duurzaamheid bedragen tussen de € 350.000 en € 400.000 per jaar. Een besparing hierop van € 150.000 lijkt haalbaar. Dit is inclusief het effect op de formatie. (Gemeente met 20.000 - 50.000 inwoners)
Onderwijs, sport, cultuur
Ongeveer 4 procent van de bezuinigingen komt terecht bij onderwijs, sport en cultuur. Met name bij sport en cultuur is de beleidsvrijheid relatief groot. Het afbouwen van subsidies aan zwemonderwijs en muziekonderwijs wordt onder meer genoemd.
Voorbeelden van bezuinigingen op onderwijs, sport en cultuur
- Vanwege de jaarlijkse onderbesteding het investeringsbudget IKC verlagen. (Gemeente met 50.000 tot 100.000 inwoners)
- De oude regeling 'Vergoeding boventallig personeel scholen' wordt afgeschaft. (Gemeente met 20.000 - 50.000 inwoners)
- Het niet meer ondersteunen van het zwemonderwijs vanaf 2026. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
- Het stoppen van subsidie aan zowel de muziekschool voor muzieklessen en aan een stichting voor het opleiden van amateurmusici. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
- Het uitbesteden van het zwembad vanaf 2026. (Gemeente met minder dan 20.000 inwoners)
Besparingen op de bedrijfsvoering en financieel-technische maatregelen
Besparingen op de bedrijfsvoering hebben vooral betrekking op het terugdringen van de externe inhuur, het verminderen van het aantal wethouders of efficiëntere inkoop. Bij de financieel-technische maatregelen gaat het om het hanteren van lagere loon- en prijscompensatie of het inzetten op onderbesteding als gevolg van eerdere ervaringen uit het verleden (positieve rekeningsaldi).
Voorbeelden van besparingen op de bedrijfsvoering
- Inzetten op een vermindering van het aantal wethouders inclusief ondersteuning voor de komende bestuursperiode. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Het verlagen van het budget bestemd voor verbetering en innovaties op het gebied van dienstverlening en participatie. (Gemeente met 50.000 tot 100.000 inwoners)
- We doen de aanname dat in de volgende bestuursperiode het college geen 6,2 fte wethouders zal tellen maar 5 fte. (Gemeente met 50.000 tot 100.000 inwoners)
- Het doorontwikkelen van de eigen organisatie, waardoor er steeds meer vacatures vervuld worden met vaste medewerkers. Hierdoor wordt de externe inhuur beperkt. (Gemeente met 20.000 - 50.000 inwoners)
- De gemeente geeft het goede voorbeeld door samen te bezuinigen door het beperken van inkoop en een efficiencyslag in de organisatie door te voeren. Deze voorbeelden worden doorgezet naar gemeenschappelijke regelingen, samenwerkingspartners en maatschappelijke organisaties. (Gemeente met 20.000 - 50.000 inwoners)
Voorbeelden van financieel technische maatregelen
- Inzetten op een verlaging van de toekenning van de loon- en prijscompensatie voor verbonden partijen en in lijn brengen van verwachte loon- en prijsstijgingen voor de gemeente. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Reëler en offensiever ramen, doordat de jaarrekeningen al zes jaar op rij een positief resultaat laten zien. Er zit ruimte in de begroting om de lasten op onderdelen naar beneden bij te stellen als bijdrage aan het begrotingssaldo, zonder dat dit het dienstverleningsniveau direct raakt door nauwer te begroten. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Als gevolg van de positieve rekeningresultaten van de afgelopen vier jaar, waardoor voorgenomen plannen en werk jaarlijks doorschuiven, wordt voorgesteld om de tijdelijk hogere stelpost onderbesteding structureel te maken en een limiet voor onderbesteding vast te stellen van 0,5 procent van de totale begrotingsuitgaven. (Gemeente van 50.000 tot 100.000 inwoners)
Tariefverhogingen: OZB en parkeren
Het palet aan tariefverhogingen is divers. Verhoging van parkeertarieven komt regelmatig terug, net als verhoging van de OZB of de leges voor vergunningen.
Voorbeelden van tariefverhogingen
- De kosten voor onderhoud aan de parkeergarages dekken uit parkeerbaten, door de tarieven van parkeergarages met hetzelfde bedrag te verhogen. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- De kosten voor de inzet van 4 fte voor parkeervergunningen en de structurele kosten voor vergunningen, beroepen en bezwaren te dekken uit parkeerbaten, door de tarieven uit straatparkeren met hetzelfde bedrag te verhogen. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- Op basis van de uitkomsten van een art. 213a-onderzoek naar de beoordeling van de legessystematiek en de kostendekkendheid, die is gericht op de overgang naar de systematiek van de Omgevingswet, willen we de leges op termijn verhogen naar een niveau van 100 procent kostendekkendheid. (Gemeente met meer dan 100.000 inwoners)
- We vergelijken onze lokale lasten met die van andere gemeenten. Onze gemeente bevindt zich in de middenmoot. Met de voorgestelde lastenverzwaring behouden we deze gemiddelde positie. (Gemeente van 50.000 tot 100.000 inwoners)
Werk aan de winkel voor gemeenten
Voor veel gemeenten is er nog werk aan de winkel: het ravijnjaar komt dichterbij, terwijl de perspectieven nog niet zijn verbeterd. De ingezette bezuinigingen en het schrappen van de opschalingskorting verdampen bijna volledig doordat gemeenten extra uitgaven voorzien. Voor maar een beperkt deel worden deze extra uitgaven veroorzaakt doordat gemeenten meer geld uitgeven aan ambities en nieuwe wensen. De jaarrekening 2023 laat al zien dat de tegenvallers ook in latere jaren zouden optreden en dat een aantal meevallers eenmalig was. De inspanningen zijn tot nu nog ontoereikend om zicht te bieden op zwarte cijfers vanaf 2026.
Een tandje minder of een fundamenteel plan
Als we de bezuinigingsvoorstellen onder de loep nemen, zien we geen grote fundamentele wijzigingen in het takenpakket van gemeenten. Het is vooral een tandje minder, een tandje efficiënter. De grote vraag is hoelang dit bijschaven standhoudt en of gemeenten op termijn niet een fundamentele herijking van beleid, organisatie en middelen moeten doorvoeren.
Prinsjesdag: geen verbetering van het financieel perspectief
Als de voortekenen ons niet bedriegen, heeft Prinsjesdag weinig positieve verrassingen voor gemeenten in petto. Dit betekent dat gemeenten in de aanloop naar de begroting voor het verkiezingsjaar 2026 voor pijnlijke keuzes komen te staan. Weliswaar hebben ze sinds kort meer mogelijkheden om hun reserves aan te wenden voor het sluitend maken van de begroting, maar in een recent artikel zet BMC-adviseur Raymond Bergevoet uiteen dat ook hier de nodige haken en ogen aan zitten.
Hernieuwde balans tussen beleid, organisatie en middelen
Ook de krapte op de arbeidsmarkt legt nog steeds een grote druk op de komende meerjarenbegrotingen van gemeenten. Dit geldt overigens niet alleen voor gemeenten. Ook andere sectoren kampen met een tekort aan personeel. De terugloop in middelen met ingang van 2026 vraagt om een hernieuwde balans in de driehoek beleid, organisatie en middelen. Deze drie elementen beïnvloeden elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een verandering in één element leidt vaak tot een verandering in één of beide andere onderdelen. Op dit moment zien we ontwikkelingen op alle drie de onderdelen:
- Beleid: het Rijk vraagt steeds meer aan gemeenten, onder andere in bijdragen aan woningbouw, asielopvang, klimaatadaptatie en de energietransitie.
- Organisatie: gemeenten hebben moeite met de invulling van vacatures. Dit zet de uitvoeringskracht van de organisatie onder druk.
- Middelen: vanaf 2026 lopen de rijksmiddelen voor gemeenten hard terug.
Deze ontwikkelingen maken het voor gemeenten extra complex: het beperkt hun keuzemogelijkheden om de balans te hervinden. En het kan betekenen dat gemeenten op basis van organisatie en middelen keuzes in beleid moeten maken die ze vanuit hun visie en ambitie liever niet zouden maken. Of keuzes die wellicht niet aansluiten bij de doelstellingen van het Rijk.
Verantwoording
In de periode juli-augustus 2024 hebben wij ongeveer een derde van de kader- en perspectiefnota’s van gemeenten geanalyseerd. De meeste gemeenten laten hierin hun aanvankelijke begrotingssaldo zien en hoe ze zijn gekomen tot de stand van de kadernota. Hierbij hebben we ons gebaseerd op de opgaves; we hebben geen herrekeningen uitgevoerd. Daar waar de begrotingsstand ontbrak, hebben we de begroting geraadpleegd. Doordat de kadernota’s vormvrij zijn, konden we geen eensluidend onderscheid maken van de begrotingssaldi vóór mutatiereserves en ná mutatiereserves. Daarom hebben we ons gebaseerd op het door de gemeente weergegeven begrotingssaldo.
De onderzochte gemeenten (een derde van het totale aantal) vertegenwoordigden in onze analyse ongeveer de helft van het gezamenlijke begrotingstotaal. Daarmee zijn de grote gemeenten licht oververtegenwoordigd. De doorvertaling naar het landelijke beeld is voor dit effect gecorrigeerd.
Overzicht van het aantal opgenomen gemeenten
Meer informatie
Wilt u meer informatie over onze analyse? Bent u benieuwd hoe wij gemeenten begeleiden bij de voorbereidingen op het ravijnjaar 2026? Neem voor meer informatie of een vrijblijvend gesprek contact op met Erwin Ormel, Henrieke Esselink, Björn Peters of Bart van Minnen.